top of page
Image by Elena Joland

ISRAËL

Met de roeping van Abraham onze vader heeft de God van Abraham, Itzchak en Ja’akov iemand apart genomen voor het grote herstel.

 

De nakomelingen van Abraham zullen uitgroeien tot een volk waardoor JHWH alle volken zal zegenen.

(Gen. 12:2-3) 


Deze zegen houdt in dat Abrahams nageslacht zal leven volgens de regels van de Torah, 

een modelvolk wat de weg van de Torah zal voorhouden aan de andere volken. 

(Gen. 18:18-19)

 

“want Ik weet van hem, om wat hij zijn zonen en zijn huis na hem zal gebieden, dat ze zullen waken over de weg van de Ene door gerechtigheid te doen en recht: opdat de Ene over Abraham moge doen komen wat hij over hem heeft gesproken!” 

(Naardense vertaling)

​

Ja’akov krijgt de naam Israël - ‘vorst van G'd' - om de toekomstige leiderschapsrol van zijn nageslacht aan te geven.

Zijn twaalf zoons worden in Egypte tot een volk, waaraan JHWH Zijn Naam bekendmaakt. 

 

In hun bevrijding van de slavernij door wonderen en tekenen maakt Hij deze Naam waar.

Vanwege de zonden is dit Israël later verstrooid over de hele wereld, maar vandaag mogen we leven in de tijd van het herstel, in overeenstemming met G'ds Woord. Dit zien we voor onze ogen gebeuren. 

In de oprichting van de Medienat Jisrael – de Staat Israël – zien we het ontluikend begin van de grote verlossing.

​

Judah mag als eerste optrekken, het herstel van gans Israël, alle twaalf stammen, volgt hierop.

 

Dit herstel van Israël loopt uit op de grote Bevrijdingsdag van de wereld, de sabbattismos die overblijft voor het volk van G'd.

(Hebr.  4:9)

bottom of page